Jaguar XKR-S 5.0 V8, de ultieme reis- en sportwagen in één
Dit moet noodgedwongen een wat persoonlijk verhaal worden. Want wat moet je nou op papier zetten over een supersportwagen als de Jaguar XKR-S? Een saaie technische beschrijving van de wagen alleen is niet voldoende. Dit is namelijk een auto die je moet ondergaan, ervaren, waar je gevoelens bij krijgt.
Als jongen kreeg ik in de jaren tachtig een brochure van de XJS in handen. Die heb ik nog steeds. Het is een vierkante brochure vol romantische foto’s van de wagen, met tussen de pagina’s transparante vellen met de tekst en technische gegevens. Voor die tijd een super-de-luxe brochure zoals die XJS ook een super-de-luxe granturismo was. Een sportwagen, maar volgens de kenners geen echte sportwagen (kwam ik tijdens mijn speurtocht naar de roots van het merk achter). Nee, de echte Jaguar sportwagen was de E-type uit de jaren zestig. Al die sportieve elementen van de E-type waren in de XJS verwaterd. De XJS was ‘slechts’ een granturismo, een sportieve cruiser. Dat bleek ook wel een beetje uit de folder, vond ik nadat ik dat gelezen had, want de romantiek zat ‘m in de plaatjes van een besnorde meneer met een chic pak en een mooie dame, type Claudia Cardinale, die zich over een bochtig traject aan de Rivièra richting een luxe hotel spoeden, waar een piccolo voor de deur hun koffers in ontvangst neemt, fraai gefotografeerd, openstaande kofferbak, Louis Vuitton-tassen. Een sportieve GT, oké, maar wel één met een twaalfcilinder-motor, en in de jaren tachtig werd er ook mee geracet. Daar zorgde Tom Wilkinshaw voor. Ze roestten soms een beetje en waren duur in onderhoud, kortom die XJS had niet zo’n hele goeie naam (en toch blijf ik het een fantastische auto vinden; ze zijn nu helemaal niet zo duur meer, maar ja, wat wil je met een benzineverbruik van 1 op 4).
Pas in 1996 kwam Jaguar met een opvolger en werd de naam XK (weer) ingevoerd voor de nieuwe sportwagens van het merk. De XK8 (uiteraard een achtcilinder) en natuurlijk de racingversie de XKR. In 2006 kwam de tweede generatie XK’s op de markt. Helemaal opnieuw ontworpen door Ian Callum. Inmiddels had ik een autoblad op de markt gebracht (GranTurismo) en mijn vliegbrevet gehaald, maar nog steeds niet voldoende geld overgehouden om een nieuwe Jaguar te kunnen kopen. En met die crisis waar we nu mee te maken hebben zal dat ook nog wel weer een tijdje op zich laten wachten. Maar gelukkig zijn er nog steeds mensen die wèl geld hebben voor een auto als deze, de XKR-S, de supersportieve uitvoering van de XK die in 2011 voor het eerst aan de pers werd voorgesteld. Dat is de wagen waar deze ‘test’ overgaat. Test tussen aanhalingstekens, want ik heb alleen maar op de openbare weg gereden met de auto, en dat heeft zo z’n beperkingen, als je het hebt over een auto met een vermogen van 550 pk, een acceleratie van 0 naar 100 in 4,4 seconden en een top van 300 kilometer per uur. Ik denk dat ik nog niet de helft van wat deze wagen kan heb kunnen uitproberen. De auto is blauw, French racing blue, met zwarte, 20 inch lichtmetalen velgen waar vóór 255/35 R20 en achter 295/30 R20 banden omheen zitten. De auto is ten opzichte van de ‘gewone’ XK 10 mm verlaagd. Oppassen met drempels en stoepranden. En er zit een unieke achtervleugel op van carbon fibre inleg. Het interieur doet ook enorm racy aan, met carbon-inleg en geweldige, met leder beklede stoelen (performance seats), die aan alle kanten, vooral zijdelingse steun bieden (denk aan de g-krachten als je echt hard door de bocht gaat) en met een blauw stiksel zijn afgewerkt. Ja, deze wagen is qua design helemaal af. Ook de buitenkant is prachtig, en wat belangrijk is, alles is functioneel aan deze wagen. Kijk eens naar die indrukwekkende rode remklauwen. Die stralen kracht uit. Je twijfelt er geen moment aan of ze zullen de auto, eenmaal op snelheid, in toom weten te houden. Loop om de wagen heen. Vier uitlaatpijpen, een zogenaamde active performance-uitlaat. Daar moet iets fenomenaals onder de motorkap liggen. De achterbumper heeft een diffuser (voor de luchtstroom) van koolstofvezel. De achtervleugel hebben we al genoemd. Persoonlijk hou ik niet zo van achtervleugels, omdat ze meestal alleen maar ter versiering op de wagen zijn gezet, maar bij deze Jag heeft de spoiler wel degelijk een functie. Namelijk die van omgekeerde vleugel. Hij hoeft, nee hij mag niet de lucht in. Geen lift, maar neerwaartse druk dus. |
Weer naar voren, langs de verbrede zijdorpels, naar de voorbumper met twee luchtinlaten, brede verticale zijdelingse luchtinlaten en een splitter van koolstofvezel. O ja, de carrosserie is natuurlijk geheel van aluminium. Laag gewicht, sterkte en stijfheid vormen de sleutel tot topprestaties.
Oké, laten we instappen. Eerst even de bagage in de kofferbak. Die is heel ruim. Dit is geen lichtgewicht sportwagen, waar je niks in mee kunt nemen. Wat dat betreft blijft Jaguar zijn geschiedenis van luxe GT’s trouw. De ruimte achterin is overigens vrijwel nihil. Een kind kan er overdwars inzitten, maar daar is dan ook alles mee gezegd, tenzij je iemand mee wilt nemen zonder benen. Is het te veel gezegd als we het over de cockpit hebben? De wagen zit je als een handschoen. De stoel omvat je; je zit niet klem maar voelt de steun van alle kanten. Het stuurwiel valt als het ware in je handen. Op de middenconsole zit een grote ronde knop, dat is de ‘versnellingspook’. Hij staat op P. Eenvoud dient de mens, een checklist is niet nodig. Dit is slechts een auto, dat nou weer wel. Druk op de startknop. En vanonder de motorkap komt een donker grommend geluid, als van een Deense dog die wakker geschopt wordt, dat al snel weer wegsterft en zich pas weer doet gelden als je het gaspedaal intrapt. Zet ‘m nu op D en we kunnen vertrekken. Standaard heeft deze auto alles wat je maar kunt bedenken zoals een blue tooth-telefoonsysteem, touch screen-navigatie, Bi-Xenon komplampen met LED-dagrijverlichting, automatische luchtrecirculatie (airco) en een fantastisch stereoinstallatie. Zo noem ik dat nog steeds, maar volgens de brochure is het een Bowers & Wilkins Premium Surround Sound System. Extra op deze auto zijn de achteruitrijcamera (hartstikke handig), en de verwarmde voorruit. Die laatste zou ik het enige puntje van kritiek willen noemen. Je ziet namelijk de fijne haardraadjes in de ruit, vooral als je tegen de zon inrijdt, en als je daar op gaat zitten letten, wordt het irritant dat je geen super helder beeld hebt. Ongeveer zoals iemand die voor het eerst van zijn leven gedwongen is een bril te gebruiken. De gedachte dat je voortaan de wereld altijd door glas zult moeten bekijken is niet fijn. Maar alles went, ook een bril, ook die kleine draadjes in de verwarmde voorruit van de XKR-S. De krachtbron van de XKR-S is een achtcilinder supercharched motor met 5.0 liter inhoud, een vermogen van 550 pk (405 kW) en een koppel van 680 Nm. Het zal duidelijk zijn dat een tikje gas al een enorme krachtexplosie veroorzaakt. Vooral in de bochten moet je oppassen, dat je niet te wild bent, waardoor de wagen (ondanks de electronische controlemiddelen) een stapje opzij zet met de achterkant. Als je ’t goed doet, kun je de wagen heel mooi met het gas door de bochten sturen. Maar dat is meer iets om op een circuit uit te proberen. Met een auto als deze trek je veel bekijks. En laten we eerlijk zijn, daarvoor heb je zo’n auto natuurlijk ook wel een beetje. Om achteloos uit te stappen, terwijl de menigte je vol bewondering aangaapt. Als je dan terugkomt, tik je hier en daar iemand op de schouder, mag ik even, irritatie, wie denkt die vent wel dat-ie is, maar als jij dan degene bent die de deur weet open te krijgen, terwijl daar niet eens een sleutel aan te pas komt, want die hou je gewoon in je zak, wijkt de menigte en masse achteruit. Jij drukt op de startknop, wha-oemm, en rijdt langzaam weg. Want je wilt niet opschepperig of poenerig overkomen. Pas aan het eind van de straat geef je een straal gas en verdwijn je uit zicht. De wagen kost in de uitvoering waarin ik hem reed op de kop af € 189.470,-. Daar kun je ook een vliegtuig voor kopen, maar niet zo mooi en luxe uitgevoerd als deze Jaguar. |
Tekst Gerrit Brand
Fotografie Suhaila Sahmarani
Met dank aan Groningen Airport Eelde en Air Charters Europe (ACE).
Fotografie Suhaila Sahmarani
Met dank aan Groningen Airport Eelde en Air Charters Europe (ACE).